De Antarctic-expeditie
van Otto Nordenskjöld
De plannen van de Zweedse geoloog Otto Nordenskjöld
zijn eenvoudig: hij zal met vijf anderen afgezet worden
op Snow Hill Island om er de winter door te brengen. Zijn
schip, de Antarctic, zal hen dan een jaar later
terug komen oppikken. Het zou echter anders lopen…
Op 11 januari 1902 komt de Antarctic op de South
Shetland Islands aan. Na een tijdje op de eilanden te hebben
doorgebracht, vaart de expeditie verder naar het zuiden.
Op 9 februari worden Nordenskjöld, vijf andere expeditieleden
en een meute sledehonden afgezet op Snow Hill Island, ten
zuidwesten van Seymour Island. De Antarctic zet
koers naar de Falkland Islands.
De overwintering kent weinig problemen. Er wordt wetenschappelijk
onderzoek gedaan. Nordenskjöld, Sobral en Jonassen
maken een tocht naar het oostelijke gedeelte van Oscar
II Land, waar nog niemand een voet heeft gezet. In december
brengen ze een bezoek aan Seymour Island, waar ze enkele
fossielen vinden.
In januari en februari wachten de expeditieleden vol ongeduld
op de Antarctic die hen terug zou komen oppikken.
Maar het schip komt maar niet opdagen. Alle hoop vervliegt wanneer
op 18 februari 1903 de zee helemaal dichtvriest. De zes mannen
moeten opnieuw de winter in Antarctica doorbrengen.
De overwinteraars op
Snow Hill Island (van links naar rechts en van boven naar
onder):
Jonassen, Ekelöf, Åkerlund, Bodman, Nordenskjöld
en Sobral
Op 12 oktober 1903 ziet Jonassen in de verte drie pinguïns.
Hij pakt zijn verrekijker en ontdekt dat het geen pinguïns
zijn, maar mensen! Het zijn Gunnar Andersson, Duse en
Grunden, die de overwinteraars met de Antarctic
moesten komen oppikken. Alleen heeft de Antarctic
onderweg een ongelukje gehad.
Zinkend schip
De Antarctic is op 5 november 1902 vanuit de
Falkland Islands vertrokken om Nordenskjöld en co te
gaan halen. Maar in de buurt van Hope Bay raakt het schip
vast in het pakijs. De kapitein van het schip, Carl Larsen,
geeft op 29 december Andersson, Duse en Grunden de opdracht
met een slede de overwinteraars te gaan zoeken. Terwijl
de drie onderweg zijn, raakt de Antarctic los
uit het pakijs. Maar het ijs heeft het schip erg beschadigd.
Er is een groot gat dat niet gedicht kan worden. Larsen
en de rest van de bemanning verlaten het schip, dat op
12 februari 1903 de dieperik ingaat. Tussen de ijsschotsen
doorlaverend bereiken de schipbreukelingen in een reddingsboot
na veertien dagen Paulet Island.
De Antarctic gaat kopje onder
Terug naar Andersson, Duse en Grunden. Tijdens hun tocht,
die bemoeilijkt wordt doordat ze de streek niet goed kennen,
zien ze vanop een berg op Vega Island dat de zee niet bevroren
is. Dan zal de Antartic wellicht zonder problemen
Snow Hill hebben bereikt, redeneren ze, en het drietal
maakt rechtsomkeert, terug naar Hope Bay. Daar zal de
het schip hen wel komen oppikken.
De situatie is dus de volgende: de overwinteraars wachten
op de Antarctic, Andersson, Duse en Grunden doen
hetzelfde, maar het schip ligt op de zeebodem en de bemanning
probeert op Paulet Island te overleven.
Andersson, Duse en Grunden zien na een tijdje in dat er
iets mis is gelopen met de Antarctic. Ze overwinteren
in Hope Bay en in de lente gaan ze opnieuw op zoek naar
Nordenskjöld. Op 12 oktober 1903 vinden ze hun leider
in de buurt van Vega Island terug.
De schipbreukelingen proberen op Paulet Island de zuidpoolwinter
te overleven. Eén man slaagt daar niet in. Ole Wennersgaard
sterft op 7 juni 1902. Wanneer het lente wordt, is er genoeg
open water om met een reddingssloep naar Hope Bay te varen.
Wanneer ze op 4 november in Hope Bay aankomen, is er tot
hun grote verbazing geen levende ziel te bespeuren. Uiteindelijk
wordt iedereen gered door een Argentijnse reddingsexpeditie.
Het schip, de Uruguay, pikt een voor een de expedieleden
van Nordenskjöld op.
Volgende
pagina |
Terug naar overzicht expedities |
|