Vroege
ontdekkingen
Voor
de laatste keer komen we de Nederlanders tegen in de geschiedenis
van Antarctica. In 1642 gaat Abel Tasman
op zoek naar het legendarische zuidland. Hij doet dit in
opdracht van de gouverneur-generaal van de VOC-kolonie Indië,
Anthonie van Diemen. Hij vaart rond Australië
zonder het continent te zien, maar ontdekt Tasmanië
en de westkust van Nieuw-Zeeland. Dit laatste is volgens
Tasman een uitloper van het Antarctische continent.
Deze gebieden bevatten echter niet de verwachte rijkdommen
en Europa is plots niet meer geïnteresseerd in de ontdekking
van Terra Incognita. Het Westen richt al zijn pijlen op
de rijke Aziatische markt en een tijd lang worden er geen
ontdekkingsreizen meer ondernomen.
In 1675 ontdekt Antoine de la Roché
bij toeval South Georgia. Hij zeilt van Lima naar Engeland,
maar wordt bij Kaap Hoorn door een storm naar het zuiden
geblazen. Tijdens zijn verblijf in een baai van het eiland,
meent hij in de verte het Antarctische continent te zien.
Maar wat hij in werkelijkheid ziet, zijn waarschijnlijk
de Clerke Rocks die op 48 kilometer ten zuidoosten van South
Georgia liggen.
De Engelse wetenschapper Edmond Halley
kiest in september 1699 het ruime sop om geografisch onderzoek
te doen én om het mysterieuze Terra Australis Incognita
te zoeken. In zijn logboek schrijft hij dat hij tafelijsbergen
ziet. Halley wordt daarmee officieel de eerste die deze eer
te beurt valt. Stormachtig weer en het steeds dreigende gevaar om
tegen een ijsberg te botsen, dwingen Halley terug naar het
noorden te varen.
Bouvet
De
eerste die sinds 1642 opnieuw een ontdekkingsreis richting
zuiden onderneemt, is de Fransman Jean-Baptiste Charles
Bouvet de Lozier (1704-1786). Hij is luitenant
bij de Compagnie des Indes en kan zijn oversten
ervan overtuigen hem twee schepen ter beschikking te stellen
om de zuidelijke zeeën eens beter te leren kennen.
Het argument dat wellicht de doorslag geeft: als hij land ontdekt, dan wordt dit Frans grondgebied.
Op 10 december 1738 overschrijden de Aigle en de
Marie de 44ste breedtegraad. Een dikke mist komt
opzetten. Volgens de kaarten moet Bouvet zich in de buurt
van de Terres Inconnues bevinden. Wanneer de mist
vijf dagen later optrekt, ontdekt hij niets meer dan een
enorme ijsberg. Een dag later hebben ze een ontmoeting met
een pinguïn, door Bouvet omschreven als "een amfibieachtig
wezen dat op een grote eend lijkt, maar met vinnen in plaats
van vleugels".
De twee schepen varen verder zuidwaarts, slalommend tussen
gevaarlijke ijsbergen. Maar op 1 januari 1739 is er land
in zicht. Bouvet is ervan overtuigd dat dit het Antarctische
vasteland moet zijn. Hij probeert een landing te maken,
maar door de dikke mist lukt dit niet. Ondanks een zieke
bemanning zeilt Bouvet dan maar naar het oosten tot de
52ste breedtegraad, waarna hij de steven wendt naar Kaap
Hoorn.
Terug thuis in Frankrijk rapporteert hij dat de bestaande
kaarten fout zijn en dat Antarctica veel verder naar het
zuiden ligt. Hij wijst het thuisfront ook op de gevaren van
de missie: ijsbergen, extreme weersomstandigheden, slechte
zichtbaarheid. Het is echter niet het Antarctische vasteland
dat hij heeft ontdekt, maar een eiland dat zijn naam krijgt:
Bouvet Island, later Bouvetoya. Omdat Bouvets schatting
van de ligging van het eiland er volkomen naast ligt, duurt
het tot 1808 vooraleer het opnieuw ontdekt wordt.
Kerguelen
De
Fransen zijn erg actief in de 18de eeuw. In 1772 stuurt
koning Lodewijk XV Yves Joseph de Kerguélen-Trémarec
met twee schepen, de Fortune en de Gros-Ventre,
naar het zuiden om het onbekende zuidland te zoeken. Hij
ontdekt op 12 februari de Kerguelen-archipel, ook wel Desolation
Islands genoemd. Yves Joseph gaat niet aan land. De commandant
van de Gros-Ventre wel. Vanop zijn schip ziet Kerguélen
zowaar dat er mensen op het eiland wonen die zelfs over
een veestapel beschikken.
Kerguélen is duidelijk aan een nieuwe bril toe,
want die mensen zijn in werkelijkheid pinguïns en
de runderen zeeluipaarden. Charles-Marc de Boisguehenneuc
die wel aan land is gegaan, er de Franse vlag plant en de
Kerguélen-archipel voor Frankrijk in bezit neemt, weet
beter, maar kan het niet aan zijn collega vertellen. Kerguélen
is al dolenthousiast met zijn schip terug op weg naar Frankrijk.
In zijn thuisland beweert hij een waar paradijs ontdekt
te hebben dat hij "Nieuw Zuid-Frankrijk" noemt.
Koning Lodewijk XV besluit onmiddellijk geld te steken
in een nieuwe expeditie. Kerguélen zeilt even later
weer naar zijn eiland, dit keer met drie schepen: de Rolland,
de Oiseau en de Dauphine. Maar de Fransman
moet de harde waarheid onder ogen zien: de Kerguelen-archipel
is alles behalve een paradijs. Het is er koud, mistig
en winderig, het eiland bestaat voornamelijk uit rotsen
en er is geen levende ziel te bespeuren. Tot overmaat van
ramp wordt hij terug in Frankrijk opgesloten wegens het laten
meereizen van zijn vrouw, zijn dochter en een meisje van
lichte zeden.
Volgende
pagina |
Terug naar overzicht expedities |
|