Breedbekprion
Wetenschappelijke naam: Pachyptila vittata
Engelse benaming: Broad-billed prion
Aantal: Naar schatting 15.000.000 vogels.
Beschermingsstatus: Veilig (IUCN, 2012)
Waar te vinden: De breedbekprion is te vinden boven de oceanen en kustgebieden in het zuidelijke halfrond. Broedkolonies bevinden zich op Gough Island, Marion Island en op de sub-Antarctische Antipodes Islands nabij Nieuw-Zeeland. Jonge breedbekprions overwinteren in Australië, Zuid-Afrika en Zuid-Amerika. De volwassen vogels zijn meer sedentair.
Spanwijdte: 57-66 cm
Lengte: 25-30 cm
Gewicht: 170-237 gr
Uiterlijke kenmerken: Het blauwgrijs, dat kenmerkend is voor alle prions, is bij de breedbekprion wat donkerder, vooral rond de kop. Boven de ogen heeft hij een witte streep. De onderkant van de kop is wit. De rug van de vogel is blauwgrijs. Zwarte slagpennen en diagonale zwarte strepen over de vleugels vormen een M. De blauwgrijze staart heeft een zwarte punt. De buik van de breedbekprion is wit.
Voortplanting: Het broedseizoen begin tamelijk vroeg, in juli of augustus. Broeden doen ze op hellingen aan de kust, over de ganse zuidelijke oceaan. Het uitbroeden van het ei duurt 50 dagen. Nog eens 50 dagen zijn er nodig om het kuiken groot te brengen.
Voedsel: Voornamelijk krill.
Bedreigingen: Zuidpooljagers vormen de grootste bedreiging. Op eilanden zijn hun grootste vijanden katten en ratten.
Weetjes:
- Zoals hun naam al verraadt, hebben ze de grootste snavel van alle prions.
- De snavel van de breedbekprion is aangepast om voedsel te zeven. De vogel heeft ook een specifiek gedrag ontwikkeld, het hydroplaneren, om hiervan te profiteren. Hij scheert over het wateroppervlak tegen de wind in, waarbij zijn lijf op het water rust, maar deels wordt ondersteund door de wind die onder zijn gespreide vleugels doorstroomt. Door zijn snavel open aan het oppervlak te houden, of zijn kop geheel onder te dompelen, zeeft hij zijn zwemmende prooi uit het water. Daarbij zwaait hij soms zijn kop van links naar rechts.
Meer info:
|